Dans met mij de Sarabande
Toen de foto werd genomen in 1965 was ik pas 12 geworden. Het was een tijd waarin ik puberde en ontzettend veel ruziede met pa en ma. Ik was de fotoposes ontgroeid. Zo voelde ik het althans vanbinnen aan. Elk jaar op het einde van de vakantie kwam hun hartstocht naar boven om een foto te nemen. Op dezelfde locatie, in dezelfde lichaamshouding, in dezelfde tooi van hun zongebruinde lijf. Naakt dus.
Mijn ouders kozen zelfs hetzelfde tijdstip: valavond in ‘t Verdronken land van Saeftinghe. Ik voelde me te groot en te lomp voor die naaktfoto’s. Mijn lichaam groeide niet in de lengte zoals bij mijn vrienden in het nudistenkamp. Mijn lichaam verkoos de breedte en dijde uit naar alle kanten. Het was een weerbarstige drilpudding waarbij het aan kleurstoffen nog maar net ontbrak. Ik was liever thuisgebleven. Ik had liever mijn karige aantal jeugdboeken nog tien keer opnieuw gelezen. Ik had ze nog liever eigenhandig overgeschreven. Alles liever dan naakt poseren.
Toen de fotograaf lachend voor ons stond was ik maar wat graag weggekropen in mijn broek. Ma stond er echter op dat een volgende foto aan het jaarboek werd toegevoegd. Een jaarboek dat wellicht furore zou maken met die kleine dikzak rechts in beeld. De laatste vakantiedag doken we dus met zijn allen – proper gewassen – terug in de Buick: op naar het favoriete opnameplekje.
“Zie je de vleugel van de Buick op de rechterrand van de foto?”
De rode lederen bekleding plakte aan mijn naakte lichaam.
Ik voel het nog.
Ik had die dag eindeloos geposeerd voor de spiegel. Maar geen enkele stand verhulde mijn teveel aan vet. Ik heb net borsten. En dan die krullen. Ik lijk wel een griet of een mietje. En dan die bril. Zo een groot zwart montuur waarvan de hoeken waren versterkt met hoorn. Het lijkt een karikatuur van het gebogen uitsteeksel aan de kop van het dier waarvan het hoorn afkomstig is. Pa heeft net dezelfde. Dat stond chique vonden mijn ouders.
Pa en juniortje dezelfde bril.
Dat creëerde een gevoel van samenhorigheid. Zo dachten pa en ma er tenminste over. Ik wilde helemaal nergens bij horen. Zeker niet bij dat dikke lijf.
Mijn pa was oogmeester. Moeder deed de administratie. Dat betekent zoveel als de klantenfiches op orde houden. De foto’s werden nooit aan iemand getoond. Gelukkig maar. Ze dienden voor intern gebruik. Met Kerst- en verjaardagen werden ze bovengehaald. Voor de gezelligheid. Ik hoor de “weet-je-nogs” en “oh’s” als een echo galmen alsof het dié laatste Kerst was.
Moeder diende in de winkel, gekleed in enkelrok en een rondeboord bloesje tot onder haar kin geknoopt. Het bloesje was maagdelijk wit. Als de winkel gesloten was ontkleedden pa en ma zich als de bliksem en dan liepen ze naakt door het huis te paraderen. Mijn pa met zijn sokken nog aan.
“Vertel es wat over je ouders, Jan-Bart?” “Mijn pa is oogmeester. Mijn ma is zijn administratrice. Ze houden van reizen. We gaan elk jaar naar een nudistenkamp maar thuis houdt mijn pa zijn sokken aan en af en toe danst hij dan met ma de sarabande.”
“Ik kijk toch ontzettend treurig op die foto’, vind je niet?” Op zijn minst kijk ik verveeld, gefrustreerd. Ik probeer nog net die fietsband weg te stoppen achter mijn arm. Ik lig daar precies als een schaap op het droge, er vast van overtuigt dat de fotograaf stond te grinniken achter zijn Hasselblatt terwijl hij mij in close-up door de lens observeerde. Ik herinner me nog dat ik wachtte op de klik van het fototoestel als signaal dat ik naar de Buick kon terugvluchten. Weg van het front waar ik me niet kon verdedigen. Ik wou verdwijnen in mijn overmaatse pul.
Helemaal in gedachten verzonken ben ik bijna ter plekke aangekomen. Ik kijk naar de foto en herken het brugje en de kronkelende kreek. De dood van vader twee dagen geleden was de aanleiding tot een duik in de oude doos. Ma en ik zochten een geschikte foto voor het bidprentje. Het was geen sinecure.
Een foto van pa in kostuum en das werd er bij mijn weten nooit gemaakt. Ook later niet toen ik het huis uit was. En het leek mij nogal sarcastisch om de mensen tijdens de uitvaartdienst te confronteren met de hobby van pa.
Ma is compleet van slag. Daar heb ik geen hulp aan. Juniortje zal het helemaal alleen moeten regelen.
“Jouw pa zou gewild hebben dat de mensen hem blijven herinneren zoals hij was” zei ma. Naakt? Ma haalt een lage kandelaar uit de kast en steekt een theelichtje aan:”uit eerbied voor de doden.” Ze gaat in de bruine Chesterfield zitten: “Wij hebben zoveel meegemaakt en net nu uwe pa bijna op pensioen zou gaan heeft hij de kraaienmars geblazen. Wij hebben boter gesmokkeld in de oorlog. Van Bels naar Holland. Zo gevaarlijk.”
Kommer en kwel.
Ik parkeer mijn auto in de berm en luister naar de stilte. Het voelt aangenaam en ik ben verbaasd dat ik die stilte vroeger nooit heb horen zingen. Op mijn 18 vluchtte ik het huis uit en ging ik op zoek naar de haast in de stad en naar haar kakelende, nietszeggende mensen. Ik zocht de drukte om het nudistisch gedrag van pa en ma en ook om het Verdronken land te vergeten.
Maar vergeten kon ik niet. De herinneringen lijken op de Chariot Drawings in de Timna Valley in Israël. Ze zijn voor eeuwig gegrift en te bewonderen in elke schacht en spleet van mijn hart.
Ik sluit mijn ogen en haal diep adem. Een koe loeit luidruchtig. Ik ruik het vers gemaaide gras dat door de zon tot hooi wordt geblakerd. Ik spring over de beek en wandel door de velden terwijl een brandende dorst me naar een frisse pint doet verlangen. Ik ben benieuwd wat er van het nudistenkamp is geworden. Sinds die laatste foto ben ik niet meer in deze omgeving geweest. En ik weet nu waarom. Alle herinneringen worden immers nu tastbaar op deze plek geconvergeerd.
Dichterbij komend kindergekraai verbreekt de stilte. Met snelle tred probeer ik nu het tractorspoor te volgen waardoor ik een prachtig gekleurde krakeend opschrik. Het pad is omzoomd met ranke peppels en hun wilgachtige kruin is getooid met frisgroene bladeren, die ritselen in de wind.
Ik speur naar de oude vogelverschrikker Sam van boer Eugène: Sam is er niet meer.
Sam deed me denken aan de Koninklijke paleiswachten in Londen.
Stokstijf stond hij te kijk en te keur en hij had geen enkele andere functie dan present zijn. In mijn herinnering droeg Sam een hoed en een keurig pak maar nu zijn de wapperende lappen hoogstwaarschijnlijk tot stof en as wedergekeerd. Hij stond aan de entree van de groeve, waar ik als kind in mijn uppie kwam spelen. Ik vond er schatten, die ik angstvallig onder mijn hoofdkussen probeerde te verbergen. Pa bracht de schat echter naar een bevriende museumconservator die ze prompt in beslag nam. Het waren niet alleen haaientanden en mammoetwervels maar ook enkele scherven die een Spaanse inslag hadden. Hij vertelde pa dat het Fort Bedmar – zoals het nudistenkamp heet – één van de Spaanse forten was ten tijde van Albrecht en Isabella.
“Bedankt juniortje” zei hij en hij aaide me over mijn krullen zoals je bij een schaap zou doen. “Jouw vondst draagt bij tot de geschiedenis en we zullen een bordje plaatsen in de vitrinekast ‘geschonken door Jan-Bart-junior Demets”. Mijn laatste troef om Marieanne te imponeren zou achter een glazen deurtje verdwijnen.
Marieanne was een Hollandse jonge deerne, met vlechtjes en sproeten. Ik ontdekte voor het eerst wat pa met ritmestoornissen bedoelde toen ik bij haar in de buurt was. Ze was een ranke schone en het enige waar zij verliefd op was, was ranja. Net toen ik een troef gevonden had om als Bluebeard met een bruidsschat ten tonele te verschijnen, verpestte pa het en het voelde alsof hij mijn laatste rantsoenbon ontvreemdde toen hij op zoek naar een blootblad bij toeval op mijn mammoetwervels stootte. Het kostte hartenbloed.
Marieanne keek tot dusver alleen naar mijn kop en lijf alsof ik de een of andere ziekte had en alsof er elk moment een ranzige geur zou opstijgen omdat mijn corpulente lichaam te veel aan de zon was blootgesteld. Zelfs als ik mijn gedichten zou voordragen als een echte volkszanger zou het geen zoden aan de dijk zetten. Marieanne was alleen geïnteresseerd in Bertje.
De cafetaria van het nudistenkamp is nog hetzelfde gebleven. Aan het interieur is zelfs niet getoucheerd. Dezelfde oude tafeltjes en stoelen staan in een kaal aandoende ruimte. Het valt me op dat er geen bloot meer te bespeuren valt. Alle mensen zitten keurig in zomertenue of in badkostuum. Ik neem plaats aan een tafeltje in de zon en bekijk het ratjetoe aan campinggasten. Fort Bedmar heeft zich aangekleed. Hier geen kweekschool voor naaktcomplexen meer: er hangt een cordiale opgetutte sfeer. Een tijdlang zit ik verliefd te doen tegen mijn tonic en gin.
Een honger naar hartig steekt de kop op en ik bestel een spekpannenkoek. Een honingzoete dienster draaft af en aan en brengt alvast de schenkstroop. Haar verbluffende gelijkenis met Marieanne toen, laat mij weer even 12 zijn.
Pa, ma en ik zaten – net als ik nu – hier op het terras iets fris te nuttigen. Marieanne zat met haar ouders slechts op 1 tafeltje verwijderd. Peter kwam aangewaggeld met zoals steeds een brede glimlach op het gezicht. Hij kwam naar ons tafeltje en begroette ons hartelijk.
“Ik heb zin om te knuffelen” zei hij droog en hij stak zijn armen naar mij uit. Peter was een knul van begin 20 en had een lijf als een massief blok beton. Hij woog ten minste 125 kg, had ros stekelhaar en korte dikke armpjes. Ik vreesde dat ik er net als hem zou gaan uitzien. Fysiek hadden we broertjes kunnen zijn. Peter had homofiele neigingen maar was er zelf nog niet uit. Ik was 12 en zoals ik reeds aanhaalde puberde ik en af en toe had ik al eens een natte droom. Ik was hypergevoelig voor sensualiteit en aanraking of het nu van een man of vrouw was. Bovendien was ik stapel op Marieanne en het gevoel brandde maar bleef onbeantwoord. De knuffel van Peter bezorgde me dus onmiddellijk een stijve piemel. Ik kon hem niet wegstoppen want ik zat daar naakt op mijn plastic terrasstoel. Bovendien had Peter me in zijn greep en ik kon zelfs mijn handen niet als dekmantel gebruiken. Ik zat daar dus als een droplul.
Mijn pa had het schouwspel eerst geamuseerd aangezien en toonde zich plots op zijn smalst: hij riep heel luid en duidelijk gegeneerd dat ik een stijve had. “Onze Jan-Bart is een mietje, kijk nou toch, ma!” Ik werd knalrood en had het liefst in de teletijdmachine van Professor Barabas gezeten: op naar de maan.
Marieanne gunde me vanaf toen zelfs geen blik meer. Ze deed zelfs niet meer belachelijk of hatelijk tegen me. Ik was lucht geworden. Haar moeder was toch al een echte droogpruim en gebood haar dochter bovendien geen enkel contact meer met me te hebben. Maar dat hadden we toch niet? Ondanks het huisreglement dat elke kledij verbood binnen de muren van het kamp, droeg ik vanaf toen steeds een short, zoals je kan zien op de foto.
Het herinneringsbeeld wordt onderbroken door de geur van de spekpannenkoek die ondertussen uitnodigend voor mij op tafel staat. “Wil je ook nog iets te drinken” vraagt een stem waarin ik vaag mijn verleden herken. Mijn ogen glijden over dikke benen op slippers over een keukenschort die een dikke boezem verhult naar het gezicht waar de stem bij hoort. Haar ogen tonen een glinstering maar ze zegt niets. Ze wacht mijn bestelling af en verdwijnt de cafetaria in om niet meer terug te keren. Ik heb ook geen zin om haar aan te spreken. Het 12-zijn ligt nog te vers in het geheugen. En het mollige ben ik nooit ontgroeid. Aan de dienster geef ik het overlijdensbericht van mijn vader “mijn ouders brachten hier 18 jaar lang hun vakanties door. Misschien zijn er bekenden die naar zijn begrafenis willen komen.”
Tijdens het naar huis rijden betrapte ik me er op dat ik gas planché gaf. Bedankt pa, dat je me ook nog deze onnodige confrontatie bezorgde. Ma zat nog steeds in de Chesterfield zoals ik haar daarstraks had achtergelaten.
“Kom ma we gaan ergens zarzuela eten. Ik zal vragen of ze de Spaanse sarabande draaien. Dan voel je je niet zo eenzaam.”
Ik verdwijn nog vlug naar de zolder en ik leg de foto in zwart en wit terug in de oude doos die ik zorgvuldig sluit: na de begrafenis word ik lid van een fitnessclub.
| Foto’s en tekst © Sabrina Maes