De woordbeeldhouwster vertoeft heel wat tijd in haar inspiratieruimte, zoals ze het atelier noemt waar haar woorden gestalte krijgen. Ze is een kei in haar kunde en ze rust niet voordat ze een perfecte creatie heeft voltooid. Ze gaat als een echte artieste te werk: stilte, rust en relaxatiemuziek brengen haar in de juiste gemoedstoestand. Het is voor haar noodzakelijk dat ze volledige afstand van haar emoties neemt en haar geest vrij is om aan de schepping te beginnen. Ze creëert een trance waardoor ze bovennatuurlijke dingen gaat ervaren. Zo maakt ze het zichzelf gemakkelijk om aan een stamvorm een kop en een staart te boetseren zodat een heus nieuw woord dat totnogtoe in geen enkel lexicografisch werk voorkwam, in maquette wordt gezet. Eveneens als een echte woordkunstenaarster maakt ze eerst een ontwerp. Dan pas toetst ze dit concept aan de realiteit. Ze schuimt recepties af, bezoekt theatervoorstellingen, is als eregast op vernissages en ze zit bij literatuuravonden op de eerste rij. Ze controleert de ontvankelijkheid van het nieuwe woord bij de gasten. Daartoe gebruikt ze het in de meest uiteenlopende contexten en in hoog frequente mate. Ze projecteert het woord in al haar dimensies op haar omstanders en maakt het virtueel voorstelbaar door het een driedimensionale eigenschap toe te bedelen. Haar intellectueel publiek is heel bevattelijk voor haar experimenten en werkt gewillig mee aan elk nieuw project. Immers de meest geavanceerde reflex zal de woordbeeldhouwster doen beslissen het project af te ronden om onmiddellijk een nieuw woord gestalte te geven. Diegene die de woordbeeldhouwster als laatste overtuigt dat het woord aan de strengste vereisten voldoet, wat een conditio sine qua non is, wordt immers met zijn naam vermeld in het lexicografisch werk ‘der gebeeldhouwde woorden’. Maar de woordbeeldhouwster is super begaafd en weet intuïtief of de discipel ook effectief het woord naar vorm en inhoud begrijpt. Ze test haar gedweeë volgelinge op een geraffineerde wijze en het resultaat geeft haar altijd voldoening. Satisfactie. Een samenstelling van satis en facere, twee Latijnse woorden die respectievelijk ‘voldoende’ en ‘doen’ betekenen en door de vorige woordbeeldhouwster tot één geheel werden gekneed. Zij gebruikte de stamvorm doen om het nieuwe woord te houwen. De satis werd er rond gemodelleerd zodat één vloeiend geheel ontstond. De regerende woordbeeldhouwster beitelt woorden zoals traktement waarop ze haar aanhorige overvloedig vergast. Als deze leergierige correct reageert krijgt deze stante pede een gage. De woordbeeldhouwster is gul met verrassende nieuwigheden en de knappe koppen hoeven niet lang op hun honger te zitten. Ze zal haar genodigden nimmer wandelen sturen en meet nooit met twee maten. Haar lexicon wordt snel dikker.
Copyright Sabrina Maes