“Onthaasten?” zei u. “Is dat het nieuwe werken?”
——-
Het is 7 uur ’s ochtends . Ik kijk uit het raam en zie een man aan de tramhalte rechtstaand zijn krant lezen. Mijn ogen zijn nog loodzwaar van de slaap. Ik probeer al tastend het warmwater ketel op te zetten. “Koffie, koffie..”
De laatste tijd ben ik niet om aan te spreken vooraleer ik een tas dampende koffie onder mijn neus, in mijn handen en in mijn lichaam heb. Thomas heeft slecht geslapen. Hij is ziek. Wéér ziek. Oorontsteking teistert onze nachtrust. Ook overdag is hij vermoeiend omdat hij bij elke beweging blijkbaar wordt herinnerd aan die twee flappende lichaamsdelen rond zijn hoofdje. Hij zeurt en kreunt én gloeit. Opgroeiende baby’s moeten ziek zijn. De ene dokter zegt zo de andere zus. Ik heb er nooit bij stil gestaan dat die coronation-street-moeders meer te vertellen hebben dan welke pampers ze gebruiken (én hoeveel). Ze vertellen via omwegen dat de mensen rondom hen het echt moeilijk maken. Het gaat niet simpel over warenkeuze en merkencampagnes. NEEN! HELP! Het is heel wat ingewikkelder dan dat. Bij kinderartsen zijn ze blijkbaar een bijsluiter vergeten te voegen. Niet allemaal hebben ze dezelfde opinie. Volgens de ene arts moet Thomas koorts hebben ‘zo leert hij vechten’. De arts die hier gisteren was gaf als enige richtlijn ‘Koorts onderdrukken mevrouw. Een baby mag vooral niet afzien als hij ziek is. Vechten doet hij in ieder geval wel.’ En mijn boek ‘baby zien opgroeien in 13 maanden‘ is blijkbaar gegroeid in de een of andere wachtzaal van een nog meer onbekende-bijsluiterloze arts.
Thomas kijkt me vragend aan. “Oei. De melk.” Vergeten. Denken aan onthaasten bezorgt me stress. Ik kijk nog even naar de gebochelde rug van de krantenlezende trampassagier en tel 1,2,3,4,5 schepjes. De poeder en het water goed schudden. “Als de microgolf tutttuuuuutt zegt is het klaar. Melk Thomas, melk”. Ik grabbel nog even in mijn linkerhand mijn koffie mee en installeer me half slapend in de sofa met Thomas op schoot. De Teletubbies doen hun blijde intrede in onze woonkamer. Teletubbies zeggen dag en Thomas wappert met zijn handje. “Tadatatata” Ik moet plots denken aan een artikel dat ik las over Teletubbie Po met zijn handtas. Blijkbaar ontstonden hier controversen over en was het niet verstandig om je baby naar dit programma te laten kijken. Het zou homofilie in de hand werken. Vroeger, ja vroeger, toen Thomas er nog niet was haalde ik hierbij mijn schouders op en dacht ik aan mijn agenda en geplande afspraken. Nu vind ik Teletubbies educatief en perfect aangepast aan de 10-maanden leeftijd van onze kleine Thomas.
Soms, als Thomas dag zwaait kan ik een grimas niet onderdrukken. Zijn handje doet een beweging maar deze is slap en niet gecontroleerd. Nog niet echt stoer en jongensachtig. Het doet me aan Katrien denken, ze doet immers zo gek de laatste tijd. Ze beweert steeds mijn beste vriendin te zijn.
“Aangenaam. Ik ben Katrien, de beste vriendin van Lucie”.
Ik krijg rillingen als iemand zoiets vanzelfsprekend expliciet vermeldt. We zijn al 16 jaar bevriend dat behoeft toch geen titel, inleiding en slot meer. Uit ondervinding weet ik dat het oppassen is geblazen als de generiek blijkt ‘loopen’. Heel duidelijk is er dan iets fundamenteels mis en gelukkig neem ik dan afstand.
Zoiets als het ‘aangeboren afweersysteem’ waar ik sinds de geboorte van Thomas ook alles vanaf weet. Als ik de dokters had moeten geloven was Thomas niet levensvatbaar. De bloedwaarden die het afweersysteem weerspiegelen zijn véél te laag. Er bestaat echter een remedie: de tekorten met een infuus toedienen. Wij naar het hospitaal waar Thomas op de dagkliniek belandde in een ‘volwassen’ bed. Dat wil zeggen met spijlen die op een te grote afstand van elkaar stonden zodat hij er compleet kon doorvallen. Het was een vermoeiende ochtend omdat ik Thomas steeds opnieuw moest beperken in zijn speel lust én bovendien de infuusnaald tot vier keer toe uit zijn handje lossprong. Tot overmaat van ramp reageerde Thomas allergisch op de immunoglobulines. Het infuus moest stiller lopen – druppelsgewijs – en dit zou maar liefst 14 uren in beslag nemen. We werden verhuisd naar de kinderafdeling. De verpleegster had de gebruiksaanwijzing van de infuusdispenser niet goed begrepen en na 1 ½ stonden Thomas en ik al terug op de parking, klaar om huiswaarts te keren. Gelukkig gespaard van de anafylactische shock die een te snelle toediening kan teweegbrengen.
Na een kuur van minstens 6 maanden, voorafgegaan door bloedprikken zal Thomas – misschien – zonder kunstmatige hulp de zomer kunnen doorkomen.
Ik besliste radicaal dat ik geen dokter meer wou zien en nam het heft zelf in handen. Ik liet ook bloed prikken en toen bleek dat de waarden van mijn afweersysteem nog lager waren. Theoretisch is het dus niet mogelijk dat ik ondertussen 36 jaar op deze aarde rondloop. Ik besliste niet meer naar een erkende kinderarts te gaan maar de huisarts in te schakelen mocht er nog iets ernstigs voorvallen. En dat heb ik gisteren aldus gedaan.
—
Sinds de geboorte van Thomas hoor of zie ik Katrien nog zelden. Jaloezie ervaar ik als spijtig. Ik heb mijn baan even aan de kant gezet. “Onthaasten, weet je wel”. Ik wil even genieten én van mijn werkloze periode én natuurlijk van Thomas. Blijkbaar keek Katrien steeds naar mij op; ik had een goede baan en kon me alles permitteren wat ik wou, vooral qua tijdsindeling en vrije tijd. Nu – op oudere en rijpere leeftijd – begint Katrien pas haar zakeninstinct te ontwikkelen. Precies tegelijkertijd met mijn onthaasten:
“Oooh hier heeb ik aaal zoo lang van gedroomd”.
Even is het stil aan de andere kant van de lijn. Dan ratelt ze verder:
“Ik pendel toch de laatste tijd. De pendel vertelde dat ik zou verhuizen naar een grote villa en dat ik in dit huis een groot consulentenbureau zou uitbaten, mijn droom komt uit. Ik voel het. Ik heb net een architect gecontacteerd om ons huis te laten verbouwen. Ik begin eerst klein en dan als het goed draait verhuizen we allemaal naar een grote villa met zwembad. Tja, ik had er niet aan durven beginnen maar nu de pendel mijn droom beaamt ga ik het riskeren.”
Ik slik even en trek mijn wenkbrauwen hoog op.
“Pendelen, is ze nu helemaal gek geworden?” Het is een veelvoorkomend verschijnsel dat mensen die emotionele stress hebben zich gaan richten op alternatieve zienswijzen. Geloof of Tarot of pendelen of… De vorige twee hebben al de revue gepasseerd, veel alternatieven blijven dus niet voorhanden. Ze was ook met vrienden op weekend geweest en toeval wilde dat die hun leven ook gefocusseerd zien door de pendel. De klassieke vragen hadden ze ‘gependeld’.
Wie gaat er van de kinderen eerst trouwen, met wie, hoeveel kinderen krijgen ze elk. En raad eens? Jefke zou geen kinderen krijgen en Max – het zoontje van de vrienden – ook niet. Ik heb het altijd al gedacht dat Jefke homomaniertjes heeft. En Maks is zijn beste vriendje…
”Dat wordt een koppel” kirt Karin.
Mijn adem stokte, was dat Karin, mijn vriendin? Had ik haar gevraagd om meter te zijn van Thomas. Charme Thomas we zullen het doopfeest opnieuw moeten doen en een nieuwe meter zoeken, jochie. Dit gaat toch echt te ver. Pendelen past niet in ons leven en evenmin de opvatting om je kinderen in een homorichting te duwen. Want dat doet ze wel overduidelijk. Ik heb absoluut niets tegen homo’s maar ik ben niet vóór het promoten ervan. Jefke kan zijn eigen ding niet meer doen. Alles wat hij zegt en doet wordt afgepunt op een checklist van de homobijsluiter. Hij danst, doet gekke dingen, wil de mensen entertainen….Alles duidt erop! Het lijkt op Karin verheugd is dat haar kind nu ‘speciaal’ is.
Ik moet plots denken aan Herman, Karin’s man, waar ik enkele maanden geleden danig voor schrok toen ik hem thuis zag rondlopen in een singletje, short, én… nota bene blonde mêchen in zijn haar. Nu gaat mijn licht op!
—
Thomas zit te kreunen in zijn park. Ondanks de hoge koorts en de Perdolan kan hij de slaap niet vatten. Hij gooit expres zijn tuutje over de reling en zegt dan ‘Boe’. Alles is: ‘Boe’ maar deze keer luidt de vertaling ‘boem, mijn tuutje is gevallen’. Verwonderlijk is dat hoe je als vrouw plots volwassen wordt als je een kind hebt gebaard. Je begrijpt ook plots die brabbeltaal als vanzelf. Alsof je met je kind meegroeit en aldus zelf terug kinds wordt. Wat me ook opvalt, is dat je huid verandert, je krijgt een ‘ouder’ uitstraling – wat ook een meer perkamentachtige huid inhoudt – alsof dat bij de verantwoordelijkheid hoort die je plots wel héél hard hebt gekregen: je kind.
Onthaasten is niet zo eenvoudig als ik dacht. De stress blijft me toch achtervolgen. Het is moeilijk om van gewoontes af te kicken zoals van de gsm. Overal sleur ik die nog steeds mee naartoe en ik kijk voortdurend of hij niet oplicht en er geen gesprek binnenkomt. Ik heb dat ding jarenlang dag en nacht moeten meezeulen want ik kon steeds worden opgeroepen. Vrouwelijke technieker vond ik ‘in’ toen. Hoe gek klinkt dat want nu kan ik me bijna niet meer inbeelden hoe ik in hemelsnaam zoveel jaren die druk van de cliënteel hebben kunnen doorstaan. De gsm hoeft gelukkig niet meer. Met de verkoop van de zaak is ook het gerinkel weggeëbd. Nochtans hoor ik nog steeds een belsignaal – in mijn hoofd. ‘Silence of the lambs’: het geschreeuw houdt vooreerst niet op…
—
De stress, ze begon al met Sinksenkermis toen ik nog maar een jaar of 8 was. Elk jaar in september stond bij ons in het dorp de Kermis uitgestald. Dé attractie van het jaar. Grote kermis was het in september met jaarmarkt en wedstrijden voor ‘miss koe’. Maar met de gekke koeien ziekte behoort die trekpleister ook tot de nostalgie ‘der jeugdige dagen’. Als ik nu door het dorp rijd kan ik me moeilijk voorstellen hoe ik in godsnaam hele dagen op de kermis heb kunnen rondlopen. Op vijf minuten ben je immers de hoofdstraat door.
Een analyse over hoe stress ingeburgerd raakte in mijn leven doet me teruggaan naar die Sinksenkermis…
Ik zit op het molentje en probeer de ‘floche’ te trekken. Maar elke keer wipt die hoger. Net op het moment dat mijn hartje vlugger slaat en mijn vingertoppen de friemeltjes strelen – floep – flochke weg. Tergend, enerverend. Wanhopig maakt het me en legt een knoop in mijn maag.
Dé knoop van de ziekte die stress en oververmoeid heet. Toen al werd die nervositeit geboren die ik voel als iets ook maar met competitie te maken heeft. Want steeds wil ik de beste zijn – of hoop ik misschien ooit eens de beste zijn – want het dagelijkse leven leert wel anders: de rapportjes laten andere cijfers zien. Stof tot nadenken toch dat wij onze kinderen al die overwinningsdrang met de lepel naar binnen gieten. En ik doe niet anders of beter.
—
Thomas, hij was er nog niet…en toen zat ik al in mijn ‘dertienmaanden-baby-boek’ te lezen wat hij allemaal zou moeten kunnen aan het einde van de eerste levensmaand. Niet veel dus, alleen huilen en krijsen, aan zijn flesje melk zuigen en misschien iets kunnen zien van op 20 cm afstand. Onthaasten…ik zit al te denken wat hij wel en niet mag gaan doen van sport. En liefst van alles zou ik hem advocaat zien spelen of hoop ik – als het even kan – dat hij toch tenminste een economisch wonderbrein heeft.
—
“Ding-dong” de bel. Ik spring op en kijk even naar Thomas in zijn park. Hij ligt te ijlen en natuurlijk begint hij nu te huilen. Die domme bel. Wat nu weer? De bovenbuur staat –misplaatst – in zijn korte broek en afschuwelijke kleurencombinatie, met zijn dikke buik vooruit in de deuropening. In plaats van direct te zeggen waar het op staat waart zijn blik rond in mijn woonkamer. Eerlijk, deze ziet er niet uit met her en der Thomas’ speelgoed gezaaid. Ik ben briesend woest omdat hij te pas en te onpas aan mijn deur staat te bellen. Als nieuwe bewoner heeft hij geprobeerd om vriendjes met me te worden. Maar vriendjes-zijn resulteerde in de opdringerigheid die hij ook nu weer ten toon spreidt. ‘We sluiten het water af voor enkele uren want ik heb een lek’
Plots is mijn woordenwaterval niet meer te stuiten. Hoe is het mogelijk dat gepensioneerde mensen dit niet op voorhand kunnen plannen. Als ze iets hebben gedacht moet het waarheid worden. Zonder rekening te houden met de andere bewoners. Ja, natuurlijk verlies ik hier uit het oog dat ik maar huurster ben en zij zijn eigenaar: onthaastte eigenaars die anderen het van het dusdanige onthaast zijn het leven zuur maken.
Hoe het nu verder moet met zieke Thomas dat kan hem gestolen worden. Maak maar eens fruitpap voor een kind van 10 maanden zonder water. Net nu spettert Thomas met zijn lepel in het rond. Oei, nu doet ook het bordje ‘boe’ dat nu duidelijk wel BOEM betekent. Als ik het optel kost me dit dus 2 uren strijd, nijd en 2 flessen Evian.
Dankjewel meneer de korte-broek-fanaat!
—
Bonneke belt om haar ongenoegen te spuien over haar zussen. Ze waren met negen, 2 broers en 7 zussen. Het botert niet al te best tussen hen. Blijkbaar zit Hield – de zus die na mijn moeder op rij komt – nog steeds te kankeren over de erfenisverdeling van mijn grootouders. Ze hadden lotjes gemaakt en iedereen mocht dus om beurt een grabbel doen. Mijn moeder had ‘de dagobert’ getrokken. Unaniem hadden de tantes en nonkels geroepen dat die voor Jennie was. Mijn moeder had voet bij stuk gehouden en was alsnog met ‘de dagobert’ naar huis vertrokken. Nu na 25 jaar zit het hen blijkbaar nog steeds niet lekker dat dit erfstuk naar mijn moeder verhuisde.
Of ze hem alsnog naar Jennie kon brengen?
Na het telefoongesprek sloeg ik er toch maar even De Dikke Van Dale op na. Blijkbaar was het toch wel een speciale stoel en waarschijnlijk inderdaad een antiquiteit. Ik zocht via het WWW en ja hoor zelfs bij Guido Gezelle wordt deze dagobert uitdrukkelijk vermeld ‘….gezeten in zijn dagobert schreef hij ’t was in den blijde mei…’.
Ik maak me wel de bedenking waar mensen mee bezig zijn. Ze creëren hun eigen ongemak en hun eigen stress.
Na een paar dagen dokteren is Thomas aan de beterhand. Hij kirt en kraait en plots zie ik dat hij maar liefst 3 tandjes heeft bij gekregen. Zou het dan toch geen oorontstekingen zijn geweest?
Hij heeft ook plots de weg naar de vrijheid gekregen, maw hij zet zijn eerste stapjes alleen. ‘Bravo Thomas, Bravo’. Thomas lacht al zijn tandjes bloot.
Fier, kaarsrecht probeert hij het nog eens, zijn handjes in de lucht. ‘Boem’ bijna zijn neusje plat.
Lunchtijd! Ik krab me in het haar, ‘nu al?’. Tijdens het koken kijk ik door het raam. Er stopt een oud, versleten grijs autootje van het formaat koekendoos. Een knappe jongeman kruipt achter het stuur uit, langs de andere kant een roodharige hoog – maar dan heel hoogzwangere vrouw in groen lange jurk. Heel fier kijken ze naar het uithangbord ‘appartement te koop, Notaris La Luna’. Ze kijken elkaar al lachend aan.
Plots zou ik willen roepen: ‘Stop, neen, niet doen! Stop die glimlach en dat enthousiasme.’
Een appartement in het centrum van de stad is uniek, gezellig en gemakkelijk maar niet als er een baby is of verwacht wordt. Wij worden hier bijna gek wegens plaatsgebrek. Een kind brengt zoveel rommel en tijdelijke spullen met zich mee die we amper kunnen opbergen. Nu Thomas begint te lopen is het hek helemaal van de dam. De salontafel staat in de weg, de deuren zijn een hindernis, het park staat tussen de barkast en de schouw geprangd. Op een rij staan een loopkar, een treintje, een kinderstoeltje, een piano, een wasmand met kleine speeltjes…..
‘STOOOOOOOOOOOOP’ roep ik door het raam.
Het koppel draait zich om en verdwijnt lachend in de hal van het appartementsgebouw. Ik kijk om me heen. Gelukkig heeft niemand me gehoord. Het voorbijrazende verkeer heeft blijkbaar mijn woorden met zich meegezogen. Ik praat verder tegen Thomas, die een dankbaar klankbord is. Hij luistert heel aandachtig naar wat mamma vertelt.
‘Het is toch nog maar pas geleden dat ze de vorige eigenaar met de brandweerladder uit zijn appartement hebben gehesen. Weet je nog? Hij lag helemaal gedecoreerd met hartstimulerende apparaten. Zijn levenloze stijve uitdrukking heeft een foto opgeleverd in mijn geheugen. En nu wil dat jong koppel daar hun vreugdevolle verwachting gaan vieren? Neen toch?….’
Thomas klopt ongeduldig op het eet blad van zijn stoel. ‘Ja jongen, mamma is aan onthaasten toe zodat ze zich niet meer met anderen bemoeit’
Thomas lacht en is blij. Blijkbaar heb ik gelijk!!
©Sabrina Maes