De Grote stad waar ik al jaren woon
lijkt een vrije vrede te beloven:
-vreemd verlangen – van een verloren zoon,
wachtend op een teken van hierboven.
Klaagmuur in de zengende zon, zo schoon.
Hij heeft zijn wens in een reet geschoven:
-zoon van dertien – prevelend op zijn troon
bar mitzva, toonbeeld van diep geloven.
Omsingeld door mijn Grote stad van goud
sta ik vanop de Kotél te kijken
naar de buigende biddende mensen
en ik hoor de zangen waar ik van hou.
Ik wil mijn buurvrouw de hand aanreiken
Om net dié ‘Vrije Vrede’ te wensen.
©Sabrina Maes