21.04.1999
I run the marathon MY WAY
‘Je ziet er nog goed uit’ zei Wilfried enthousiast toen ik bij de letter B kwam aangemankt afgelopen zondag na de Flora London Marathon.
Ik voelde me mentaal ook werkelijk fantastisch. Fysiek dat was een paar andere mouwen: bangelijk stijf! Eén troost, ik zag rondom mij wandelende medailledragers, die het ook moeilijk hadden.
Een fiere glimlach die van oor tot oor reikte was dus niets teveel voor Wilfrieds’ finisher foto.
‘Ga je dit nog doen of was het een éénmalige bevlieging?’
Mijn God neen het is geen bevlieging. Ik heb de afgelopen zes maanden heel wat zweet en tranen laten vloeien maar het lopen bevalt me ontzettend goed. Na een lange revalidatieperiode ten gevolge van een autoaccident in 1991 raadde mijn kinesist me begin april vorig jaar een initiatie joggingtherapie aan. Dat zou mijn rugspieren versterken en als een perpetuum mobile alle spieren, de algemene conditie en de moraal. De eerste 200 meter waren moordend en ik was ook onmiddellijk bekaf. De ene ontsteking na de andere volgde mekaar op. Ik stopte met lopen want het was toch niet voor mij weggelegd.
Toen ik in November de New York marathon van nabij meemaakte kreeg ik een overweldigende kick: ik wou dit ook doen, lopen, finishen, overwinnen. Ik deed mezelf een belofte en zou me voor de eerstvolgende BIW marathon inschrijven: Londen.
Iemand leende me het boek Op weg naar de marathon (Jeff Galloway-Uitg. Kosmos BV-Utrecht). Ik verslond het en begon vol goede moed aan het schema finishen in 4 uur. Elke week puntte ik secuur af op een kalender.
Iedere denkbare ontsteking heb ik gehad en doorgesparteld: beide heupen, knieën, spronggewrichten… Gelukkig had ik mijn kiné, die me met alle geduld en hulp heeft bijgestaan. Want je moet eigenlijk goed gek zijn om zoveel pijn te lijden uit vrije wil. De belofte echter dat ik de 42 km zou uitlopen was heilig voor me geworden: een metafoor voor de lange revalidatiestrijd.
Uiteindelijk naderde 18 april met ontzettend rasse schreden en inpakken en wegwezen was er vlugger dan gedacht. Vriendelijke gezichten wachtten ons zaterdag op in het Zuid station: Wilfried, Marcel, Alain. Zenuwachtig? Toen nog niet. Ik had hard getraind, het schema tot op de letter gevolgd, mijn voeding aangepast en gerust in de mate van het mogelijke: ik was klaar voor de strijd.
Zondag was ik vroeg op maar had toch redelijk goed geslapen. ’ s Ochtends heb ik zeker honderd keer gevraagd wat ik moest aantrekken. Te koud? Te warm? T-shirt aan, T-shirt uit. Korte broek? Neen toch maar lang, want het zou kunnen regenen.
Diep ademhalen want ik werd nerveus van mezelf. Hartslag meten: dat viel nog mee die 76 in rust. Mijn hart viel misschien gewoon stil van de zenuwen. Kitbag inpakken en dan ontbijten. Ik had gelezen dat roereieren en toast een prima pre-marathon ontbijt is. Dus ik heb dadelijk een bord opgeschept en het verorberen ervan ging perfect. Mijn maag kromp niet in elkaar.
De bus dropte ons om 8 uur precies in Greenwich Park. Even over 8-ten stond ik al in de rij vóór de toiletten die daar opgesteld stonden: een paar druppels. Ronddraaien, drinken, plastiek vuilniszak aantrekken tegen de ergste koude. Iedereen deed dat toch? De kitbag, volgepropt met klederen, sultanakoekjes, reflexspray, water en Liquide Power dropte ik om negen uur op de TNT vrachtwagen. Perfecte organisatie.
Onderweg naar de start kwamen ik Marcel tegen. Hij zei me nog dat ik te warm was aangekleed. Maar het was te laat om dit nog te veranderen want de helikopter cirkelde al rond. Het zou zonde zijn om zo’n lekker dry-fit-shirt met lange mouwen te moeten droppen. Dus ik ben gestart met én lange broek én lange mouwen. Enkele leden van MMC zouden bij me blijven omdat het mijn eerste marathon was. Marcel startte voor 3.30 uur, dus die was onmiddellijk weg bij het geweerschot.
Ik had me voorgenomen niet té vlug te starten en dat lukte. Ik heb de hele tijd zuiver op mijn polar horloge gelopen: 168 beats/minuut. Te hoog om goed te zijn maar het voelde als de ideale snelheid. Ik besliste dus om op 168 verder te lopen.
Na vijf minuten had ik het natuurlijk al te warm en moest ik bovendien nog plassen ook. De eerste toiletten waren allemaal bezet: doorlopen dus. De 42.000 deelnemers maakten het erg moeilijk om mijn voeten ergens neer te zetten. In het begin had ik amper tijd om rond te kijken. Iemand maakte me er op attent als er Vittel te drinken viel. Ik voelde me schuldig dat zij hun eigen tijd niet zouden lopen omwille van mij.
Bij de tweede toiletpost raakte ik even in paniek toen die ook weer volzet was want mijn buik ging bijna ontploffen. Ik besloot toen om me maar neer te zetten achter de toiletten. Natuurlijk kwam er geen druppel tot een voorbijganger tegen me riep “relax”. Dat was een opluchting. Een goede les om toch vooral niet teveel te drinken de ochtend vóór de start. Die eerste marathon was inderdaad een leerschool. Uiteraard zat ik dan nog met het probleem te warme shirt. Uittrekken dus en het borstnummer veranderen op het shirt eronder. Al lopend ging dat niet al te vlot. Dus moest ik weer stoppen. Ik dacht dat de anderen nu bijna gek zouden worden.
Gelukkig was de sfeer ontzettend onderhoudend. De massa toeschouwers zong en hielp me handenklappend de tijd te vergeten. De orkestjes lieten me glimlachen en gaven me een ontzettend gelukzalig gevoel. Vooral ook omdat ik me prima voelde en het was alsof ik op lucht liep. De kilometers gleden weg. Het omrekenen van de mijlen verliep niet al te vlot maar feit was dat ik volledig op schema liep. Tot na de Tower Bridge zat het er nog in om in 3.50 uur te finishen.
Na de Tower Bridge heb ik precies aan de linkerkant van de weg gelopen zodat Wilfried een foto kon nemen. Maar ik zag niemand. Geen Belgische vlag, geen persoonlijke supporters. Doch aan andere belangstelling geen tekort. Het mooie weer had duizenden supporters gelokt en waren mijn stimulans. Na 2 ½ uur besloten de anderen alleen verder te gaan. Ze hadden het moeilijk met mijn ritme dat een stuk lager lag. Ik was blij dat zij misschien nog iets van de verloren tijd konden recupereren.
Het ging goed, ik kon het wel alleen.
Maar die euforie ging vlug in rook op. Op 35 km zat ik nog perfect: 3.15 uur. Maar dan kwamen de kasseitjes waarvoor Walter Deckers ons had gewaarschuwd: ze waren echt moordend. Ik begon hevige pijn in mijn rechterheup te krijgen. Dat is sowieso mijn zwakke kant, maar ik wist dat deze venijnige steentjes fataal zouden zijn. Marcel zei me later dat daar St. Catherines dok lag, maar ik heb geen enkele boot gezien.
Iemand riep ‘you do it great’. Even dacht ik dat het tegen mij was maar het was a wheelchair en ik besefte helemaal niet zo bijzonder te zijn, huppelend tussen die 42.000 deelnemers. Ik probeerde op het tapijt te blijven dat de ergste pijn moest dempen. Maar ik voelde mijn rechterbeen strammer worden. De spieren verstijfden en dan is het onomkeerbaar tenzij ik stop, stap, stop. En dat wou ik absoluut niet. Nog zeven kilometer. Stel je voor? Neen ik wou de finish halen. Ik dacht aan de woorden van Marcel: ‘pijn dat moet je vergeten, niet aan denken’.
Ik probeerde een ritme te vinden in het strompelen. Naar alle camera’s lachen en zwaaien om de moraal hoog te houden. Ik heb vanaf dat moment aan sightseeing gedaan. Ja ik heb veel volk gezien, veel liefdadigheidsdeelnemers voor MS, hartpatiënten, astma, reuma en kanker. Een man met borstnummer op krukken!
Een sign voor massage deed me even wegdromen van een heerlijke ontspannende sessie in de graskant, starend naar de hemel onder het lekkere warme zonnetje. Maar opgeven na 35 km vond ik pas echt zwak. Ik keek even naar een brancard waarop een rillende man met baard, lijkbleek, en grijsgrauw kleurend. Onder de brug een brakende man….doorlopen was dus echt een kunst. Het ging slowly en ik besliste op dat moment dat de tijd niet meer belangrijk was. Finishen zou voor mij al een ontzettend grote prestatie zijn. De balonnenboog van 25 mile deed me even de snijdende pijn vergeten. Want ja het was afzien en bijna doodgaan.
Ik probeerde aan de lange strijd te denken van nul naar deze start en deze 25 mile. Vele deelnemers hadden het lopen opgegeven en wandelden verder. Dat gaf me moed; ik heb geen enkele keer gestapt maar altijd doorgelopen. Ik was dus toch nog iets sterker dan deze wandelaars met het hoofd diep naar de grond gebogen.
Ik werd voorbijgestoken en dan haalde ik diezelfde weer in. Het was duidelijk voor iedereen een zware strijd. De laatste mijl duurde ontzettend tergend lang. Het zijn de toeschouwers die mij inderdaad over de finish hebben gejuicht. De finishfoto zal niet de mooiste zijn: met verkrampt gezicht. In mijn hart echter was het een content en aangrijpend moment: de Finishdisplay met mijn tijd: 4.07.23. Dat is toch echt bangelijk! Ik heb niet gehuild van ontroering, wel bijna van de pijn.
Men had me niet verwittigd dat stoppen je uit evenwicht brengt. Gelukkig had ik de reflex door te stappen. En dan die medaille. Als een routinée werd ik naar de medaille toegezogen. Dat pakken ze me niet meer af: I did it my way!
T-shirt ophalen en boterhammen eten. Ik voelde me prima, helemaal niet uitgeput. Voldaan. Spijtig van die heup en die pijn in mijn rechterbeen.
Kitbag ophalen. Daar wachtte de MMC op me. Eén had nog 3.53 uur gehaald. En dan op naar de foto en de B-boom.
Als de foto’s van mijn heup negatief zijn en ik de instabiliteitproblemen kan oplossen dan start ik zeker in Berlijn in het najaar.
Ik vond het een wonderlijke ervaring die ik voor geen geld had willen missen: mijn eerste marathon.
Ik hoop dat er volgende keer weer MMC’er aanwezig zijn, want hun enthousiasme maakt de ervaring compleet.